Menu

Ouderen

Familie, verzorgers of zij die deel uitmaken van de mantelzorg van een bejaarde, vragen de huisarts nogal eens in te grijpen bij gedragsstoornissen van deze bejaarde. Hierbij gaat het meestal om één of meer van volgende symptomen: onrust, agitatie, agressief gedrag en gedaald realiteitsbesef. Vooral als hierdoor een voor de omgeving
storend gedrag ontstaat, is er druk op de huisarts om, liefst medicamenteus, in te grijpen. Toch zal in dergelijke omstandigheden toedienen van medicatie slechts zelden dé oplossing bieden.

Negenenvijftig bejaarden met femurhalsfractuur (gemiddelde leeftijd: 82 jaar) werden volgens toeval in twee groepen verdeeld. Zevenentwintig patiënten kregen dagelijks langs de mond een voedselsupplement (250 ml, 20 g proteïnen, 254 kcal) gedurende gemiddeld 32 dagen toegediend. Tweeëndertig patiënten vormden de controlegroep.

"Medisch-sociale zorg bij bejaarden thuis” is het rapport van een onderzoek met als doelstellingen hel inventariseren van organisatievormen van eerstelijnszorg voor bejaarden, het ontwikkelen van een conceptueel kader voor analyse en een toetsing van dit kader.

‘Kinderen van Ouders met Psychische Problemen worden ook als ‘KOPP’ omschreven: een minderjarige van wie ten minste één ouder een psychische stoornis heeft of een verslavingsprobleem. Het is een verzamelnaam voor een groep kinderen die opgroeit bij een psychisch kwetsbare ouder. Het is belangrijk om deze kinderen vroegtijdig op te sporen en te begeleiden, aangezien ze een verhoogde kans hebben om zelf psychische problemen te ontwikkelen.

Eén op acht oudere personen lijdt aan een ouderdomsdepressie, die vaak moeilijk te onderscheiden is van andere aandoeningen. Een multidisciplinaire aanpak kan hun levenskwaliteit verbeteren.

Huisarts Nu 2020; 49(4): juli-augustus

10 augustus 20

De aanpak van een COVID-uitbraak in een woonzorgcentrum. Ervaringen en leerpunten van een huisartsenteam • Impact van een verkeersongeval. Hoe kan de huisarts de betrokkenen hierin begeleiden? • Zorg op maat voor patiënten met een handicap Hoe patiënten begeleiden bij de aanvraag van persoonsvolgende financiering? • Hoe ingrijpende gebeurtenissen beter herkennen? Snelle interventie helpt bij acute stressreacties en trauma’s • Helikopterbeeld, een kompas bij complexe problematiek. Hoe kan dit gepersonaliseerde overzichtsschema helpen bij opvolging? • Een wegwijzer voor chronische en complexe zorg. Van een lineair naar multifactorieel model

Systematische vaccinaties zijn een van de belangrijkste interventies die bijdragen aan public health, maar hebben pas succes als een voldoende grote groep van de bevolking gevaccineerd is. Dit succes komt in het gedrang door individuen en groepen die vaccinaties in vraag stellen of absoluut weigeren. Deze groep wordt vaak aangeduid als ‘antivaxers’ of ‘anti-vaccinatielobby’, maar binnen dit artikel wordt de meer neutrale term ‘vaccinatiescepticisme’ gehanteerd.

Oorpijn is een prominent symptoom van een otitis media acuta en heeft als zodanig een grote invloed op de ziektebeleving van (ouders van) kinderen met otitis media acuta. Internationale richtlijnen adviseren daarom goede pijnstilling voor alle kinderen met een otitis media acuta, gedoseerd volgens gewicht of leeftijd.

In onze contreien wordt bij ongeveer 6% van de autochtone 60-plussers dementie vastgesteld. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is de prevalentie van (milde) cognitieve achteruitgang en dementie hoger bij inwoners met een Afrikaanse of Caribische achtergrond. In Denemarken bleek dementie tweemaal zo vaak voor te komen bij 60-plussers met een Turkse achtergrond als bij autochtone 60-plussers (13,5 versus 7,0%).

Subklinische hypothyroïdie wordt gedefinieerd als de combinatie van een verhoogd TSH (thyroïdstimulerend hormoon) en een normaal T4. Het komt voor bij 8 tot 18% van de 65-plussers en frequenter bij vrouwen. Sommige patiënten ondervinden hiervan geen hinder, anderen klagen van vermoeidheid, depressieve klachten, cognitieve klachten, ...

Medicamenteuze therapietrouw wordt door de World Health Organization (WHO) gedefinieerd als een correcte inname van 80-120% van de medicatie gedurende een bepaald tijdsinterval. Bij ouderen, mensen van 65 jaar en ouder, stijgt therapieontrouw tot 50% afhankelijk van de context.
De WHO deelt de factoren die therapietrouw beïnvloeden, in volgens vijf grote dimensies: socio-economisch, gezondheidszorgsysteem en -organisatie, therapie-, ziekte- en patiëntgerelateerd. Volgens een systematische review van Yap et al. zijn er tachtig beïnvloedende factoren, ondergebracht in vijf categorieën: patiënt-, medicatie- en systeemgebonden factoren, factoren eigen aan de arts en een laatste groep van andere factoren.

Gezondheidsprofessionals benadrukken vaak de belangrijke rol die informele mantelzorgers opnemen om de kwetsbare oudere zolang mogelijk thuis te houden. De zorg voor een kwetsbare hulpbehoevende oudere kan echter een grote uitdaging betekenen, die bij de mantelzorger kan leiden tot lichamelijke en psychologische problemen, een financiële draaglast en sociaal isolement.
De meeste mantelzorgers zijn vrouwen, doorgaans dochters, schoondochters en echtgenotes. In de zorg voor ouderen kan het zijn dat volwassen kind-mantelzorgers meer stressoren ervaren dan partner-mantelzorgers. Vanwege hun leeftijd, meestal tussen 30 en 65 jaar, maken dochter-mantelzorgers vaak ook belangrijke levensgebeurtenissen mee: ze huwen, krijgen kinderen of kleinkinderen, zijn professioneel actief en zorgen tegelijkertijd voor een bejaarde ouder. Niet-inwonende dochters maken minder gebruik van bestaande diensten, in vergelijking met inwonende dochters, echtgenotes en andere familieleden.

De prevalentie van chronische nierinsufficiëntie (CNI) neemt toe met het ouder worden, tot ongeveer 10% op de leeftijd van 65 jaar en tot 60% bij personen van 80 jaar en ouder. CNI en vooral het eindstadium van de nierziekte (ESNZ) worden erkend als een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. De kosten per patiënt in dialyse lopen per jaar op tot meer dan 50 000 euro en er wordt meer dan 1% van het Belgische gezondheidszorgbudget aangewend om deze kosten te dekken. Daarnaast verhoogt CNI het risico op cardiovasculaire events en mortaliteit. Bovendien kunnen veel medicijnen niet worden gebruikt of moet hun dosering bij patiënten met CNI worden aangepast.

Stel dat je als huisarts op consult gaat bij een oudere patiënt met chronisch hartfalen omwille van oedeem in de onderste ledematen. Is er een verklaring voor deze opstoot? Welk diureticum start je best op? Krijgt de patiënt de correcte niet-medicamenteuze en medicamenteuze basisbehandeling voor zijn aandoening? Even het Formularium Ouderenzorg raadplegen via de computer of smartphone en je vindt meteen het antwoord op deze vragen.

Kwalitatief onderzoek naar voorschrijfgedrag door huisartsen

Het (chronisch) gebruik van antipsychotica bij bewoners in Belgische woonzorgcentra (WZC) ligt hoog. In het kader van het PHEBE-project vonden Azermai et al. dat ongeveer een op de drie bewoners (33%), ongeacht de aanwezigheid van dementie, een antipsychoticum toegediend kreeg.1 Bij 93% van hen was dit gebruik chronisch (= langer dan drie maanden). Ook uit cross-sectioneel onderzoek in Brugse woonzorgcentra bleek 29% van de bewoners antipsychotica te gebruiken.
Bij dementie worden antipsychotica voornamelijk aangewend om probleemgedrag aan te pakken. In de literatuur wordt dit probleemgedrag beschreven als Behavioral and Psychological Symptoms of Dementia (BPSD).

De auteurs van deze review identificeerden vijf belangrijke types van misbruik: fysiek misbruik, psychologisch of verbaal misbruik, seksueel misbruik, financieel misbruik en verwaarlozing of het gebrek om een afhankelijke bejaarde de nodige middelen te geven.

Met een nieuwe sensibiliseringscampagne richt het Vlaams expertisecentrum Alcohol- en andere Drugproblemen haar pijlen deze keer niet op de jongeren, maar op 55-plussers. Uit onderzoek blijkt dat vooral deze babyboomers een kwetsbare groep vormen voor problematisch alcoholgebruik.

Voorkamerfibrillatie is na extrasystole de meest voorkomende hartritmestoornis. De prevalentie van voorkamerfibrillatie neemt toe met de leeftijd: meer dan drie kwart van de patiënten met voorkamerfibrillatie is ouder dan 65 jaar. Op dit moment lijden meer dan 8,8 miljoen volwassenen in de Europese Unie aan voorkamerfibrillatie. Dit aantal wordt verwacht te verdubbelen in de volgende 50 jaar door de veroudering van onze populatie.

Het is gekend dat hypoglycemie vaker voorkomt bij ouderen en ook meer ernstige gevolgen kan hebben. Dat zijn de belangrijkste redenen waarom de streefglycemie bij een oudere populatie hoger ligt. Zeker bij ouderen met veel comorbiditeit is het belangrijk om de glycemie niet te scherp te regelen, omdat daar het verwachte voordeel van glycemieverlaging (verminderde kans op sterfte en op complicaties) kleiner is dan de verwachte nadelen.