Menu
Geavanceerd zoeken

Welke modellen en/of interventies voor gedragsverandering bij patiënten zijn het meest geschikt voor de huisartsenpraktijk? Het project ‘Consultvoeren en gedragsverandering’ van Domus Medica maakte uit de vele modellen een selectie en ging na welke interventies het gemakkelijkste te implementeren zijn. Hun oog viel op het transtheoretische model van Prochaska en Di Clemente in combinatie met het motivationele interview.

Steeds meer patiënten, vooral vrouwen boven de 45 jaar, maken gebruik van benzodiazepinen als slaapmiddel. Huisartsen geloven vaak te weinig dat deze patiënten hun chronisch gebruik zelf kunnen afbouwen. In deze studie, een praktijkproject in het kader van een thesis, kregen de patiënten die een benzodiazepine of ander middel als hypnoticum namen, een stopbrief toegestuurd. In combinatie met een gereduceerde dosisafbouw door de huisarts bleek deze minimale interventiestrategie wel effectief en stopte of verminderde bijna de helft van de patiënten hun gebruik.

Hoewel een depressie bij kinderen niet vaak voorkomt, is het belangrijk deze diagnose tijdig te herkennen. Met een juiste aanpak is het immers mogelijk om een chronisch verloop van depressie op latere leeftijd te voorkomen. Een depressie bij kinderen herkennen is echter niet zo eenvoudig. De huisarts kan wel een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig detecteren van gedragsproblemen bij het kind en het tijdig doorverwijzen voor een diagnose. Ook in de opvolging neemt de huisarts vaak een centrale rol in.

In dit tweede artikel over de kwaliteitszorg in de huisartsgeneeskunde wordt een Europees instrument voorgesteld waarbij de huisartsenpraktijk zelf het middelpunt van kwaliteitsverbetering is. Dit instrument, EPA, werd in 37 huisartsenpraktijken in België getest. De deelnemers waren enthousiast, omdat ze snel veel te weten kwamen over de werking van hun praktijk en ook omdat ze zich met andere praktijken konden vergelijken. Voor een ruimere toepassing van EPA in de Belgische context is er wel nood aan meer coaching en infrastructuur.

In België wordt meer en meer aandacht besteed aan de kwaliteit van de gezondheidszorg en de verbetering ervan. Op federaal niveau worden hiervoor steeds ruimere budgetten vrijgemaakt. Wat de huisartsgeneeskunde betreft, zijn vooral het accrediteringsysteem, de werking van de Lok’s en de feedback over het voorschrijfgedrag door het Riziv belangrijke pijlers. Maar biedt dit wel voldoende garantie voor een betere kwaliteit? Dit eerste artikel, gebaseerd op recent onderzoek, beschrijft een aantal kernbegrippen van de kwaliteitszorg en stelt vragen bij de efficiëntie van de belangrijkste...

Het gebeurt niet zo vaak dat een tijdschrift zoals de Annals of Internal Medicine zoveel aandacht besteedt aan een mispublicatie. Waarover gaat het? In 2003 werd een RCT gepubliceerd die de gastro-intestinale tolerantie en de effectiviteit van naproxen versus rofecoxib onderzocht. De trial liep over drie maanden en er was een beperkte medicatiestop bij patiënten die rofecoxib gebruikten. Deze RCT werd gepubliceerd in de Annals of Internal Medicine en passeerde dus probleemloos de reviewers en de redactie.

Vanuit hun beroepsethos willen artsen niet voorbijgaan aan de noden van hun patiënt. Bij een vraag om euthanasie is echter ook de zorg voor de eigen emotionele en ethische integriteit belangrijk.

Elke levensbeëindiging is een shock en zal nooit vanzelfsprekend zijn. Om artsen beter voor te bereiden en te leren omgaan met euthanasie is er een aanpassing van het leerprogramma nodig, maar ook een betere ondersteuning van en door collega’s.

Over de emotionele impact van euthanasie op artsen is nog weinig gekend. Dit kwalitatief onderzoek interviewde een aantal Nederlandse artsen, uit verschillende leeftijdsgroepen, over hun vaak tegenstrijdige gevoelens. Vooral oudere artsen beslisten op basis van hun ervaring terughoudender te zijn of zelfs geen euthanasie meer uit te voeren. Hun inzichten kunnen jongere artsen helpen om hun eigen noden en gevoelens beter te herkennen en duidelijker hun grenzen te stellen.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.