Menu

Sociale media zijn niet meer uit onze samenleving weg te denken. Ook als gezondheidszorgorganisatie ontsnap je er niet aan. Zo circuleerden er ook in ons Zeepreventorium filmpjes waarin enkele jongeren de spot dreven met zorgverleners binnen ons centrum door hen na te spelen. Wanneer je dit hoort, heb je wel de drang om je nooit zwijgende smartphone bij de hand te nemen en het desbetreffende materiaal meteen op te zoeken. Toegegeven, ik was ook nieuwsgierig!

Uit deze studie komt heelkunde als een effectieve en goed verdragen behandeling voor adolescenten met ernstige obesitas naar voor. Ze resulteert in substantieel gewichtsverlies en ernstige nevenwerkingen zijn weinig frequent. Bariatrie lijkt bovendien effectiever te zijn dan intense niet-heelkundige therapie ter verbetering van metabole risicofactoren, fysieke levenskwaliteit en ongecontroleerd eten.

Twee geuren die elke huisarts onmiskenbaar herkent: de geur van overmatig zweet en de geur van urine. In een leefgroep van twintig tieners, zoals in het Zeepreventorium, is die eerste in overmaat aanwezig.

Deze studie ondersteunt de hypothese dat maternale intake van ultrabewerkte voeding tijdens de kindertijd en adolescentie positief geassocieerd is met het risico op overgewicht of obesitas tijdens de kindertijd of adolescentie. Deze data ondersteunen het blijvend belang van het verfijnen van voedingsadviezen en de ontwikkeling van programma’s om de voeding van vrouwen in hun reproductieve leeftijd te verbeteren met als doel de gezondheid van hun kinderen te promoten.

Het Zeepreventorium is een residentieel, pediatrisch revalidatiecentrum waar onder andere kinderen met obesitas multidisciplinair begeleid worden. Ze verblijven er in kleine leefgroepen en elke leefgroep heeft zijn eigen multidisciplinair team. Door die nauwe samenwerking leer je de kinderen en jongeren snel beter kennen. Ook als arts zie je hen frequenter op consultatie dan in de gewone huisartsenpraktijk. Zelfs diegenen die het medisch gezien heel goed doen en weinig klachten hebben, kom je regelmatig al eens tegen in de wandelgangen.

Schoolprogramma’s blijken een relatief klein effect te hebben op de obesitasontwikkeling van schoolgaande kinderen met een gemiddelde BMI-verlaging van 0,11 kg/m³. Het is moeilijk om de effectiviteit van specifieke voedingsinterventies onderling te vergelijken en te onderbouwen met evidence. Toekomstig onderzoek houdt, naast lichaamsgewicht, best ook rekening met andere uitkomstmaten, zoals algemeen welzijn, levensstijlveranderingen en voedingskeuzes van kinderen en hun ouders.

Verschillen in perceptie tussen adolescenten met obesitas, hun zorgdragers en professionele zorgverstrekkers onderstrepen de nood aan meer aandacht voor communicatie, overleg en educatie. Adolescenten vinden het belangrijk om obesitas vroegtijdig aan te kaarten met hun zorgverlener maar hebben nood aan een niet-beoordelende, zorgzame en ondersteunende stijl.

Deze studie toont dat er in een diverse stadspopulatie grote verschillen kunnen bestaan in cardiovasculair risico bij etnische en socio-economische subgroepen. In plaats van landen te classificeren als hoog- of laagrisico is het noodzakelijk deze subgroepen per land te identificeren en vervolgens preventief gerichter op te volgen.

Uit deze studie blijkt dat jongvolwassenen (18-24 jaar) het grootste risico lopen op toekomstige gewichts- en BMI-toename. Andere sociodemografische factoren hebben een zwakkere absolute en relatieve associatie met gewichtstoename. Jongvolwassenen lijken dus een belangrijke opportuniteit te vormen voor toekomstige preventiecampagnes tegen obesitas.

Deze review toont het wereldwijd voorkomen van matig tot hoge niveaus van burn-out. Een uitdaging voor beleidsmakers is de sterke variatie in burn-outschattingen tussen studies en landen. Gebruik van een uniform meetinstrument en duidelijke afkapwaarden om burn-out te definiëren is cruciaal. Bovendien dient ook de context waarin de huisartsen werken, beter bekeken te worden om burn-out in de eerste lijn beter te begrijpen.