Menu

Ik herinner het me nog levendig. Ik was elf jaar oud en op woensdagnamiddag speelden we graag geïmproviseerd voetbal op één of ander pleintje. Mijn motorische dynamiek maakte mij geschikt als middenvelder. Een leuke plek, want je kon zowel achteraan wat mee voetballen én even later een splijtende demarrage doen richting de goal van de tegenstander.

Ouderdom komt met gebreken. Desalniettemin ervaren veel ouderen nog voldoening in hun leven. Ongeveer een op zeven heeft het er wel moeilijk mee. Voor hen mag er een einde komen, soms zo vlug mogelijk. Dit heet levensmoeheid: psychisch lijden door een combinatie van een aantal medische en/of niet-medische factoren die ertoe leiden dat iemand geen of slechts weinig levenskwaliteit ervaart en de dood boven het leven verkiest.

Hoelang is het geleden dat je de melkweg in zijn volle glorie aan de nachthemel hebt gezien? De lichtgrijze hemelmist van kunstlicht belemmert het zicht op de sterrenhemel. Is dat erg?

Naast dagelijkse patiëntenzorg en de routine van de praktijkorganisatie zijn er voortdurend ontwikkelingen waar huisartsen ‘iets mee moeten’: nieuw wetenschappelijk onderzoek, richtlijnen en nascholing, extra IT-mogelijkheden, samenwerking in eerstelijnszones, de New Deal, enz. Hoe hiermee omgaan? Zin om te experimenteren met de nieuwe inzichten of toch eerder afwachten?

Kan kansarmoede een voldoende voorwaarde vormen voor een depressie? Die vraag bekruipt me wanneer de adviserend arts van de mutualiteit me vraagt om de reden van een langdurig ziekteverlof toe te lichten, gedocumenteerd met specialistische verslagen.

Er is een grote verandering bezig in de wereld van handicap. Waar de vorige eeuw de zorg voor mensen met een (verstandelijke) beperking vooral plaatsvond in aparte instellingen, vaak ver weg van de bewoonde wereld, is er meer een proces van de-institutionalisering en maatschappelijke inclusie. Dat uit zich in verschillende aspecten van transformatie, waarbij de grote ‘voorzieningen’ (‘instellingen’) nu kleinschalige woonprojecten opstarten.

De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat 1 tot 3% van de bevolking een verstandelijke beperking heeft (met een IQ onder de 70). De helft van hen woont niet in een residentiële setting, maar maakt deel uit van onze leefgemeenschap.

Eenzaamheid ontstaat door schaarse contacten, zich niet verbonden voelen of door het missen van een hechte emotionele band. Het is een subjectieve ervaring terwijl sociale isolatie, het hebben van weinig of geen sociale relaties, objectief vastgesteld kan worden. Beide komen niet noodzakelijk samen voor.

Er is een verontrustende tendens van kinderen en jongeren die zich niet goed voelen met het geslacht waarmee ze geboren zijn. Door deze toenemende genderdysforie worden ook de wachtlijsten in genderklinieken steeds langer. Maar welke aanpak is bij deze jongeren ethisch en wetenschappelijk verantwoord?