Menu

In 2020 had 82% van de Belgen minstens één contact met de huisarts. In Vlaanderen is dat goed voor een gemiddelde van 5,9 contacten per jaar. Maar dat varieert sterk met de leeftijd: voor kinderen onder de 5 jaar gaat het om 3,5 contacten per jaar, voor 75-plussers om 11 contacten per jaar. Hoe lager het opleidingsniveau, hoe hoger het gemiddeld aantal contacten met de huisarts en dat voor alle leeftijdscategorieën.

Ook in de eerste lijn stijgt het aantal opioïdenvoorschriften om chronische niet-kankergerelateerde pijn te behandelen. Het gaat dan vooral om patiënten met musculoskeletale en neurologische pijn.

Het aantal patiënten met chronisch longlijden (astma en COPD) blijft toenemen. Waar in 2007 zo’n één miljoen Belgen medicatie namen voor deze aandoeningen, noteert het Riziv er tien jaar later al bijna anderhalf miljoen.

De meeste vrouwen verwerken op een spontane manier een abortus. Maar sommige patiënten kunnen in de knoop geraken met hun gevoelens. Hoe kunnen huisartsen begeleiden en ruimte maken voor ‘verborgen rouw’?

Het is belangrijk dat de diagnose van stotteren bij kleuters zo vroeg mogelijk wordt gesteld. Een gepaste en tijdige begeleiding levert immers de beste resultaten op.

Meer dan drie vierde van de alcoholafhankelijke patiënten rookt ook tabak. Gemiddeld roken ze zelfs meer dan de algemene bevolking: dertig sigaretten per dag. Het alcoholgebruik verhoogt zowel het aantal gerookte sigaretten per dag als de intensiteit van het roken zelf via diepere inhalaties. Dit fenomeen treedt op bij lichte én zware drinkers.

Personen met een verstandelijke beperking die ook geestelijke gezondheidsproblemen hebben, worden benoemd als patiënten met een dubbeldiagnose. Het gaat dan zowel om probleemgedrag als psychiatrische stoornissen. Bij de doelgroep komen psychiatrische stoornissen net zo vaak voor als bij de normaal begaafde populatie. Maar als we het ruimer hebben over geestelijke gezondheidsproblemen, komen deze drie tot vijf keer vaker voor dan bij de gewone populatie.

Zorg bieden voor patiënten die niet meer kunnen genezen, is één van de kerntaken van de huisartsenzorg. Vaak doen huisartsen dit als vanzelfsprekend, ingeweven in de dagelijkse zorg voor hun patiënten. Palliatieve zorg kent verschillende vormen, van eenvoudige bijstand en begeleiding tot gespecialiseerde ondersteuning naar het levenseinde.

Dertig jaar geleden betekende de opstart van de palliatieve netwerken en de multidisciplinaire mobiele begeleidingsequipes (MBE’s) een verschuiving in de palliatieve zorg. Huisartsen konden vanaf toen rekenen op experten in palliatieve zorg, wat een aanvulling was op de algemene, langdurige zorg die zij al op zich namen.

Mensen met een verstandelijke beperking vormen een relatief kleine en heterogene groep in onze samenleving (geschat op 1 à 3% volgens de WHO). Met de groep van zwakbegaafden (IQ van 70 tot 85) erbij verhoogt de prevalentie tot 15%.