Menu
Geavanceerd zoeken

De radiologie en het nucleair geneeskundig onderzoek vormen een hoeksteen in ons hedendaags diagnostisch arsenaal. Het is dan ook belangrijk de potentiële risico's van dergelijke onderzoekingen adequaat te kunnen beoordelen om niet te vervallen in uitersten als ongemotiveerde stralingsangst of ongenuanceerd geloof in de onschadelijkheid van radioactiviteit.

Deze tekst is gebaseerd op een technisch document van de International Atomic Energy Agency (Wenen, 1986): What the general practitioner (MD) should know about medical handling of overexposed individuals. Ongevallen in de nucleaire sector, maar ook tijdens radiotherapie of transport van radioactieve stoffen, kunnen radioactieve straling doen vrijkomen. Algemeen genomen kan men de ongevallen als volgt indelen: — algemene uitwendige bestraling van het lichaam, — uitwendige bestraling van een deel van het lichaam, — contaminatie of radioactieve besmetting — uitwendig op de huid of inwendig na...

Een levende cel bestralen veroorzaakt ionisatie. Daardoor kan het DNA rechtstreeks beschadigd worden of er kunnen scheikundige reacties in de andere celelementen ontstaan. Bij deze scheikundige reacties komen sterk reactieve zuurstofatomen en hydroxylgroepen vrij, die op hun beurt DNA-elementen kunnen verstoren, met ernstige biologische schade tot gevolg. De gevolgen van bestraling zijn afhankelijk van de stralendosis, de wijze van bestralen, de aard en het doordringingsvermogen van de stralen.

Dit is het eerste artikel van ons dossier over nucleaire rampen. Om de materie zo duidelijk mogelijk te benaderen, hebben we gemeend de basisgegevens — eenheden en definities — in verband met radioactieve straling vooraf eens op een rijtje te moeten zetten. Dit is dus de grondlaag voorde verdere analyses. De lezer zal in dit artikel trouwens een kaderstukje vinden waarin alle gegevens nog eens overzichtelijk en schematisch bij elkaar staan; het dient om uitgeknipt, op een stukje karton gekleefd en doorheen deze dossier-HANU meegedragen te worden.

Een enkele uitzondering niet te na gesproken hebben Vlaamse huisartsen zich nooit erg bij milieuproblemen betrokken gevoeld.

In de natuur staat winter gelijk met rustperiode. In de huisartsgeneeskunde echter zijn de maanden voor en na de jaarwende meestal het hoogseizoen.

Op 3 april 1987, de aula van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Rochard GROL, medewerker van het Nijmeegse Universitair Huisartsen Instituut, verdedigt zijn proefschrift Titel: Kwaliteitsbewaking in de huisartsgeneeskunde. Ondertitel: Effecten. van onderlinge toetsing.

In een dubbelblind onderzoek bij 58 patiënten met nierkolieken werd de uitwerking vergeleken met 75 mg diclofenac (Voltaren) en 100 mg pethidine (Dolantine), alletwee na een intramusculaire inspuiting.

Uit een onderzoek met 162 vrouwen met vaginitis bleek de aanwezigheid van geel vochtverlies met een doordringende kaasgeur en een pH van meer dan 5 statistisch sterk te correleren met het bestaan van een gardnerella vaginalisinfectie.

Bij tien mannen die na een hartklep- of bypass-operatie digoxine kregen, werd de invloed op het hartminutenvolume nagegaan van een bijkomende intraveneuze inspuiting van 1 mg atropine.