Menu

Verschillen in perceptie tussen adolescenten met obesitas, hun zorgdragers en professionele zorgverstrekkers onderstrepen de nood aan meer aandacht voor communicatie, overleg en educatie. Adolescenten vinden het belangrijk om obesitas vroegtijdig aan te kaarten met hun zorgverlener maar hebben nood aan een niet-beoordelende, zorgzame en ondersteunende stijl.

Schoolprogramma’s blijken een relatief klein effect te hebben op de obesitasontwikkeling van schoolgaande kinderen met een gemiddelde BMI-verlaging van 0,11 kg/m³. Het is moeilijk om de effectiviteit van specifieke voedingsinterventies onderling te vergelijken en te onderbouwen met evidence. Toekomstig onderzoek houdt, naast lichaamsgewicht, best ook rekening met andere uitkomstmaten, zoals algemeen welzijn, levensstijlveranderingen en voedingskeuzes van kinderen en hun ouders.

Deze studie ondersteunt de hypothese dat maternale intake van ultrabewerkte voeding tijdens de kindertijd en adolescentie positief geassocieerd is met het risico op overgewicht of obesitas tijdens de kindertijd of adolescentie. Deze data ondersteunen het blijvend belang van het verfijnen van voedingsadviezen en de ontwikkeling van programma’s om de voeding van vrouwen in hun reproductieve leeftijd te verbeteren met als doel de gezondheid van hun kinderen te promoten.

Iedereen weet het: “We mogen niet discrimineren op basis van etniciteit, huidskleur, seksuele voorkeur, leeftijd, geslacht, religie, geestelijke of lichamelijke beperking, maar op een of andere manier lijkt het maatschappelijk geaccepteerd om mensen met obesitas wél te veroordelen.”

Uit deze studie blijkt dat jongvolwassenen (18-24 jaar) het grootste risico lopen op toekomstige gewichts- en BMI-toename. Andere sociodemografische factoren hebben een zwakkere absolute en relatieve associatie met gewichtstoename. Jongvolwassenen lijken dus een belangrijke opportuniteit te vormen voor toekomstige preventiecampagnes tegen obesitas.

In principe limiteert intermittent vasten niet wat en hoeveel er gegeten wordt, maar wel wanneer. Kan deze nieuwe hype een hulp zijn om cardiovasculaire risico’s te verminderen en andere gezondheidseffecten te genereren?

BPA is een gekende hormoonontregelende stof die dagelijks wereldwijd wordt gebruikt. Via interactie met oestrogeenreceptoren kan ze inwerken op het vetweefsel, centraal zenuwstelsel en de darmflora en zo bijdragen tot het ontwikkelen van obesitas. Deze gevolgen zijn transgenerationeel en cardiovasculaire complicaties zijn het meest frequente gevolg. Voorzichtigheid is dus aangewezen en het gebruik van BPA wordt best geminimaliseerd.

Deze studie benadrukt het bestaan van verschillende metabole obesitasfenotypes en het belang van een gepersonaliseerde aanpak bij behandeling. Zo zou oefentherapie prioriteit moeten krijgen bij vrouwen die geen baat ervaren bij caloriebeperkende diëten. Oefentherapie kan bij hen het metabolisme in de skeletspieren en de lichaamssamenstelling verbeteren.

Het syndroom van Cushing is een zeldzame aandoening met een geschatte incidentie van twee tot vijf nieuwe gevallen per miljoen per jaar. Ze kent een piekincidentie in de leeftijd van 25-40 jaar, met een vrouwelijke predominantie. De ziekteverschijnselen zijn het gevolg van een langdurige blootstelling aan hoge waarden van glucocorticoïden, endogeen of exogeen. De endogene vorm (ziekte van Cushing) is zeldzaam en in 80-85% van de gevallen het gevolg van een overmaat aan ACTH-productie door een hypofyse-adenoom.

Een groot aantal patiënten die ernstige symptomen of complicaties vertonen bij COVID-19, hebben overgewicht of lijden aan obesitas. Deze aandoening blijkt een belangrijke risicofactor te zijn voor ernstige complicaties en verhoogde mortaliteit bij COVID-19-patiënten.