Menu
Geavanceerd zoeken

Meten is weten, het jarenlange mantra, is overal: in overzichtsgrafieken, tussentijdse beoordelingen, kwaliteitsindicatoren voor de prakijk... Verliezen we ons in registreren en rapporteren, en gaan we voorbij aan de inhoud?

Ook in Vlaanderen ervaren huisartsen en verpleegkundigen zorgsubstitutie als een meerwaarde: boeiend werk, ruimte voor authenticiteit en solidaire werkbelasting. Een gedeelde praktijkvisie, praktijkprotocollen en structureel overleg zijn doorslaggevend voor een goed georganiseerde zorgsubstitutie in de huisartsenpraktijk.

Wat gebeurt er als de verpleegkundige van de huisartsenpraktijk patiënten met chronische aandoeningen opvolgt? Wat is de invloed op de kwaliteit van zorg, (kosten)efficiëntie en consultatiefrequentie? En hoe ervaren patiënten en zorgverleners deze taakverandering? Dit praktijkonderzoek toont welke factoren bijdragen tot een succesvolle overdracht.

Samenwerking van diverse disciplines vangt de steeds complexere zorgnoden van een groeiende groep patiënten op. Deze samenwerking binnen een zorgteam is echter niet altijd evident. Vijf bouwstenen kunnen deze samenwerking ondersteunen: kennismaken, een zorgplan opstellen, reflectie en evaluatie, ethisch handelen en communicatie.

Door het euthanasieproces krijgen patiënten vaker een ontwijkend of zelfs negatief antwoord van hun huisarts op de vraag naar euthanasie. Dat kan aanleiding geven tot een langdurig en pijnlijk proces met te lange wachttijden. Enkel collegiale samenwerking, tussen artsen en LEIFartsen, kan de schade herstellen die het proces heeft uitgelokt.

In 2020 daalde het aantal aangiftes van euthanasie voor het eerst: van 2444 gevallen in 2020 tegenover 2656 in 2019. Misschien is de verklaring deels te vinden in de coronacrisis, maar daarnaast is het niet ondenkbaar dat het assisenproces over de euthanasie van Tine Nys een impact heeft gehad. Zijn (LEIF)artsen terughoudender geworden?

Actief stimulerend werk beschermt tegen dementie, vergelijkbaar met een aantal andere beschermende factoren zoals sport en laag alcoholgebruik. Dit vertaalt zich in een lagere concentratie van plasmaproteïnen die nadelig zijn voor de hersenen.

Deze studie toont dat er in een diverse stadspopulatie grote verschillen kunnen bestaan in cardiovasculair risico bij etnische en socio-economische subgroepen. In plaats van landen te classificeren als hoog- of laagrisico is het noodzakelijk deze subgroepen per land te identificeren en vervolgens preventief gerichter op te volgen.

Uit deze studie blijkt dat jongvolwassenen (18-24 jaar) het grootste risico lopen op toekomstige gewichts- en BMI-toename. Andere sociodemografische factoren hebben een zwakkere absolute en relatieve associatie met gewichtstoename. Jongvolwassenen lijken dus een belangrijke opportuniteit te vormen voor toekomstige preventiecampagnes tegen obesitas.

Het nieuwe jaar is stormachtig begonnen; een zoveelste virusgolf kwam onverwacht aanrollen en verraste gevaccineerden en ongevaccineerden. Ook huisartsenpraktijken zagen de telefonische contacten en het klinische werk weer pieken. Sta je er alleen voor, of met de beperkte hulp van een telesecretariaat, dan is het pompen of verzuipen.