Menu

Enkele jaren geleden toonde het omvangrijke ‘Leerboek slaap en slaapstoornissen’ van Johan ­Verbraecken e.a. aan hoe onze kennis over de slaap is toegenomen. Slaap bleek daarin een van de belangrijkste pijlers voor een langdurig goede gezondheid. Na dit boek voor ingewijden verschenen er onlangs twee boeken die de kennis over de slaap hapklaar maken voor de leek, weliswaar elk met een eigen invalshoek.

De Nederlandse professor publieksfilosofie Marli Huijer spreekt over het verschil tussen ‘ik-geneeskunde’ en ‘wij-geneeskunde’. In de ik-geneeskunde staat gepersonaliseerde zorg voor de patiënt centraal, terwijl in de wij-geneeskunde de focus uitgaat naar de leefomgeving en collectieve maatregelen om de gezondheid van eenieder, en in het bijzonder van mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, te beschermen en te bevorderen.

De huidige COVID-19-crisis maakt gezondheidsongelijkheid opnieuw heel duidelijk. Mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties stellen zorg vaker uit en vinden moeilijker hun weg in het zorglandschap.

De mondgezondheid bij oudere mensen is vaak ondermaats en nog meer bij zorgafhankelijke personen. Om deze problemen aan te pakken is teamwerk nodig.

Er zijn tal van onderzoeken, meta-analyses, systemische reviews en richtlijnen die de zin van echografische screening naar abdominaal aorta-aneurysma aantonen. Toch blijft er weerstand tegen het uitvoeren van een preventief onderzoek bij asymptomatische patiënten.

Richtlijnen bevelen echografische screening naar abdominaal aorta-aneurysma bij mannen aan. Is dit ook in een huisartsensetting zinvol en zo ja, voor welke populatie?

Optimaal en veilig behandelen van infecties is een taak voor arts én apotheker. Na het consult bij de huisarts zien apothekers toe op de correcte inname en waken ze over mogelijke interacties.

Een drukke agenda, weinig geloof in vragenlijsten en vooral de vrees om de privacy van hun patiënt te schenden, verhinderen dat huisartsen screenen naar (problematisch) alcoholgebruik.

Vele landen beschouwen verslavingszorg, en bij uitbreiding de hele psychiatrische hulpverlening, als niet-essentieel. Lishman betoogde meer dan tien jaar geleden al dat we beter niet over psychiatrische zorg spreken, maar over zorg voor psychiatrische aspecten van ziektes.

Tijdens de eerste en tweede lockdown kon een deel van de verslaafden niet meer worden bereikt en stopte hun begeleiding abrupt. Hierdoor was er een hogere kans op herval en intensiever gebruik. Is ook een noodplan voor verslavingszorg nodig?