Menu

Van huisarts naar academicus en terug

Van huisarts naar academicus en terug

Enkel online beschikbaar

Na mijn afscheid als academicus aan de UAntwerpen ga ik weer aan de slag als huisarts. Tussen beide is een wisselwerking: een afdeling huisartsgeneeskunde moet voortdurend haar voelhorens in de praktijk hebben en het veld voeden met ideeën en evidentie.

Patiënten en praktijken veranderen

Er is veel aan de hand in ons vak en onze maatschappij. Mensen leven langer maar met complexe medische aandoeningen. Er zijn ook meer patiënten die zich aanmelden met psychische problemen, waar huisartsen niet altijd het gepaste antwoord op hebben. Kijk maar naar het veel te grote volume benzodiazepines en antidepressiva dat huisartsen voorschrijven. 

Onze praktijken worden ook steeds multicultureler. Zelfs in mijn toch landelijke praktijk op de grens van België en Nederland tel ik 32 verschillende nationaliteiten, patiënten met andere contacttalen dan die van de arts en een andere (gezondheid) geletterdheid. Veel patiënten begrijpen niet wat huisartsen doen en wat ze kunnen betekenen voor hun gezondheid en welzijn. Dat geldt misschien nog meer voor de specialistische zorg.

En dan is er nog die sluipende verandering: de commercialisering van de eerstelijnszorg. Apothekers, woonzorgcentra en medische laboratoria komen in commerciële ketens terecht en de winst gaat naar investeerders of aandeelhouders. Je hoort er in het huisartsenlandschap niet veel over, maar de commercialisering in de huisartsgeneeskunde komt eraan. In Nederland en Engeland kopen bedrijven de ene huisartspraktijk na de andere op. Het commerciële oog heeft in ons land waarschijnlijk al praktijken in het vizier die de recente ontwikkelingen tijdens de Covid-19-pandemie niet goed hebben verwerkt, of huisartsen die zich afvragen of ze wel op de huidige manier verder willen werken. 

‘In Nederland en Engeland kopen bedrijven de ene huisartspraktijk na de andere op’ 

Ook de beroepsgroep verandert

In dit veranderende landschap merk ik dat de beroepsgroep van huisartsen even het kompas kwijt is. Jonge huisartsen willen veranderingen en vooral af van de administratieve overlast. Ze hebben dat bijvoorbeeld kenbaar gemaakt met hun recente actie om een stempel met een Blauwe Krokodil te zetten op overbodige attesten. 

Heel wat grotere praktijken overwegen ook om in het zogenaamde forfaitair systeem te gaan werken. Oudere, vaak solo-werkende huisartsen, vinden dat een heel verkeerde ontwikkeling en willen graag de huisarts centraal stellen en niet als teamlid naast andere hulpverleners in de eerste lijn. 

Als beroepsgroep twijfelen we dus over welke rol we in het gezondheidssysteem willen opnemen. 

Terug naar de clinicus van de eerste lijn

Hoe komen we als beroepsgroep terug in de juiste richting terecht en op welke manier worden we weer een duidelijk en eensluidend aanspreekpunt voor de beleidsmakers? 

Ik pleit ervoor dat huisartsen opnieuw de clinici van de eerste lijn worden. Jarenlang dachten huisartsen de spil van de gezondheidszorg te zijn. Maar doordat specialistische disciplines steeds nadrukkelijker ook met eerstelijnsproblematiek aan de slag gaan, komen huisartsen meer en meer buiten dat centrum van de gezondheidszorg terecht. Zijn huisartsen nog het centrale ankerpunt voor de patiënt?

‘Zijn huisartsen nog het centrale ankerpunt voor de patiënt?’

Ik heb geprobeerd een dergelijke rol in een nieuwe eerstelijnspraktijk uit te bouwen in Baarle-Hertog, waar we samenwerken met praktijkassistenten, verpleegkundigen, psychologen en diëtisten en op die manier in staat zijn om veel problemen binnen onze muren op te lossen, of in overleg met de maatschappelijk werkenden in de gemeente zelf.1 Lukt dat niet, dan zijn we in staat om patiënten goed te sturen naar de plaatsen waar ze de juiste zorg kunnen ontvangen. Door verbondenheid met de lokale bevolking, onder meer door een patiëntenraad, nemen we onze plaats in het zorgstelsel in. 

Een huisarts is in ons eerstelijnscentrum een bekwame dokter, op somatisch vlak sterk, die ook goed luistert naar wat patiënten echt willen. Dit houdt onder andere in: ongedifferentieerde klachten duiden én aanpakken door samen met de patiënt doelen te stellen. Kortom, patiëntgericht dokteren. Om dat te bereiken moet een huisarts veel zelf kunnen oplossen én samenwerken met mantelzorgers en de hulpverleners in de buurt. Ook taken doorschuiven en vertrouwen op deskundige medewerkers siert de clinicus van de eerste lijn. Het team heeft een globaal overzicht van de gezondheid en het welzijn van de patiënten. 

‘Ook taken doorschuiven en vertrouwen op medewerkers siert de clinicus van de eerste lijn’

Taken van de huisarts: drie modellen

Drie modellen kunnen huisartsen helpen om zich in een toekomstig zorglandschap te positioneren als de clinicus van de eerste lijn.

Een eerste is het ‘Quintuple Aim’-model.2 Dit model legt de nadruk op efficiënte zorg. Zo is bloedprikken een taak voor de verpleegkundige of het labo, terwijl bespreking van het resultaat voor de arts is. 

Het tweede model, de CanMEDS-rollen, beschrijft de taken en opdrachten die huisartsen (kunnen) opnemen.3 Allereerst natuurlijk die van clinicus, de goeie dokter dus. Maar een betrokken huisarts is ook een goede communicator, een respectvolle samenwerker en heeft de juiste leiderskwaliteiten, zowel voor patiënten als het team.

Ten slotte, toekomstgerichte huisartsen willen een volledig beeld over hun praktijk om zo relevante prioriteiten te kunnen stellen. De zorgpiramides uit het zorgmodel van Kaiser Permanente kunnen hiervoor een leidraad zijn.4 Naast de individuele zorg vormt populatiezorg een (nieuw) aandachtspunt voor de academische centra huisartsgeneeskunde.

Nieuwe taken ook in de opleiding

Nieuwe ontwikkelingen en aankomende trends oppikken doe je vanuit praktijkervaring. En een academisch centrum hoort die door te geven aan de aankomende artsen, vanaf het basiscurriculum. Want 40 procent van de studenten wordt straks immers huisarts en wie een andere weg inslaat, kan best goed weten en ondervinden tot wat huisartsen in staat zijn. 

In de toekomst is de huisarts dus op de eerste plaats een uitstekende oplosser van klinische problemen. Bovendien kijken huisartsen verder dan de concrete (klinische) vraag vanuit de patiënt. Dat betekent: proactieve aandacht voor patiënten met chronische aandoeningen, persoonsgerichte preventie en leefstijladvies. Om dat waar te maken is het noodzakelijk dat toekomstige (huis)artsen attitudes en vaardigheden ontwikkelen in samenwerken, delegeren van taken, omgaan met kansarmen en het ‘managen’ van hun praktijkpopulatie. 

‘De opleiding tot huisarts mag gerust een tandje hoger schakelen’

De opleiding tot huisarts mag dus wat mij betreft een tandje hoger schakelen. Nieuwe taken en nieuwe rollen van (huis)artsen moeten snel meer aandacht krijgen in de opleiding. Want samenwerken, efficiënt delegeren en teamspirit laten huisartsen toe om vooral bezig te zijn met ‘dokteren’, patiëntgericht werken. Bovendien laat efficiënt populatiemanagement toe om de juiste accenten te leggen en echt bezig te zijn met wat voor de eerstelijnspraktijk wezenlijk van belang is. 

Kunnen aankomende artsen het model van een huisarts en de eerstelijnspraktijk wel aan? Ligt de lat niet te hoog voor veel (jonge) collega`s? Ik merk dat het niveau van de studenten in het basiscurriculum hoog is en dat het steeds meer de beste studenten zijn die kiezen om huisarts te worden. Prima, maar zijn onze opleidingspraktijken voldoende voorbereid om studenten de nieuwe taken aan toekomstige huisartsen aan te leren? Daar is volgens mij nog werk aan de winkel. 

Auteur(s)

Roy Remmen is huisarts in Baarle-Hertog.

Hebt u een vraag of opmerking?
Laat het ons weten!

CAPTCHA
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.